Het gedicht van Mark Eyskens
Mens en dier

Enige arrogantie is de mens niet vreemd. Hij acht zich de koning der schepping, een opvatting die teruggaat tot oeroude mythische verhalen. De aarde werd voor hem gemaakt. Hij is meer dan de rentmeester; hij is er de eigenaar van, de heerser over. Alles is van hem en voor hem: de dieren, de planten en alle grondstoffen. En zijn technologisch vernuft zal hem misschien mogelijk maken de Maan en de planeet Mars te veroveren en te koloniseren. Maar macht corrumpeert en absolute macht corrumpeert absoluut. Vandaag is de mens in staat om moeder aarde talloze malen te verwoesten door er massavernietigingswapens op los te laten. Atoom- chemische en bacteriologische wapens. Misschien kan hij door een gedurfde kernbotsing de aarde laten ineenschrompelen tot een reusachtig zwart gat dat alles opslokt of kan hij door biogenetische manipulatie al wat leeft zodanig verstoren dat het ontaardt in monsterachtige Frankensteingedrochten. Inmiddels gaat de mens onverdroten voort de aarde uit te buiten, te verloederen, te bevlekken, te bevolken. Weldra zijn ze met 10 miljard, de menselijke aardbewoners die allen meer willen hebben en nog meer willen krijgen van alles en nog wat. De dieren met hun ouderwets verstand, want zij zijn onze voorlopers in de evolutie, kijken ons vragend en bezorgd aan. Vraag het aan uw hond! Spreken doet hij niet maar al zwijgend spreekt hij boekdelen. Soms jankt en kermt hij door merg en been. Dan kijk je op hem neer vanuit je menselijke grootheidswaanzin. Je hebt er in je eigen taal ook je woorden voor uitgekozen. En achter hun rug spreek je over je huisdieren en de overige beesten en beestjes met enige neerbuigendheid in een geëigende woordenschat.

Een hond heeft immers geen gezicht;
een kat, een paard al evenmin,
laat staan een mooi gelaat
of een edel aanschijn.
Ze hebben slechts een smoel, een muil,
een tronie, een bakkes of een snoet.
Dieren hebben ook geen benen,
maar poten, stelten, schragen
Een mond is hen niet toegestaan,
maar wel een bek, een snavel of een trechter.
Voeten zijn hun evenmin gegund
maar enkel klauwen, hoeven haken,.
Het lichaam is voor mensen.
Een lijf of een karkas voor beesten.
Dieren hebben geen verstand
Maar enkel een primair instinct
Mensen hebben een unieke keel
Om te eten, drinken en te zingen.
De dieren niets daarvan.
Ze doen het met een strot,
een gorgel of een slokdarm.
Beesten spreken niet, noch praten,
maar blaffen, hinniken of loeien,
kwetteren, kakelen of kirren.
Dieren hebben nooit een ziel,
een geweten, een moraal.
Daarom bouwden zij nooit kathedralen
maar ook geen concentratiekampen.
Ze gaan niet naar de hemel
maar ook niet naar de hel
Zij sterven niet en geven nooit de geest.
Ze creperen, komen om, verrekken.
Dieren zijn nochtans van onze familie
Maar toen ik ooit aan mijn vader vertelde
dat wij wellicht van de aap afstammen,
antwoordde hij prompt en zonder dralen:
“Jij wellicht, maar ik in geen geval”

KAT EN HOND
Bij bar weer is het gezelschap van huisdieren troostvol
Mijn kat is niet mijn kat.
Van niemand is mijn kat,
want zij is iemand, die kat
van mij, mijn teer beminde,
onvolprezen zwerfstraatkat.

Mijn poes is stokoud geworden, 20 jaar,
naar mensenmaat meer dan 100 jaar.
Gisteren vonden wij haar dood,
haar poten stijf gestrekt, haar ogen
half geopend, haar blik van lood,
star starend naar het ochtendgloren,
haar kattenleven afgezworen.
Wij hebben haar in onze tuin begraven,
in een kuil enkel bekend bij zwarte raven.

Mijn kat droomt nu dat zij leeft
en dat haar baas haar melk,
verse Whiskas en spekjes geeft.
Ik ben een God in haar gedachten.
Dat troost mij in kille nachten.

Mijn hond, die hond van mij
die halve mens,
die mij tot anderhalve maakt,
is beter dan mijn beste vriend.
Hij is die enige unieke enkeling,
die mij bewondert en waardeert,
ook tegen heug en meug,
en vaak volledig onterecht,
en mij ontzettend fel bemint.

Zijn bruine blik boort
schrander in mijn ogen
en als ik luister naar zijn hijgen,
versta ik ieder van zijn woorden.
Mijn hond is steeds onmenselijk trouw
in liefde en genegenheid tot in de dood.
Begrijpen doet hij mij,
een half woord volstaat.
Hij is die enige unieke enkeling,
die mij bewondert en waardeert,
ook tegen heug en meug,
en vaak volledig onterecht,
en mij ontzettend fel bemint.
Naar boven